Officiële landstaal: Mandarijn en andere Chinese talen
Hoofdstad: Peking
Regeringsvorm: Volksrepubliek, Presidentiële republiek met een
eenpartijstelsel
Staatshoofd: President Xi Jinping
Regeringsleider: Premier Li Keqiang
Religie: Chinese volksreligie, boeddhisme, taoïsme,
confucianisme/voorouderverering
Oppervlakte: 9.596.961 km²
Inwoners: 1.367.485.388 (2016)
Inwoners / km²: 142,5 / km² (2016)
Munteenheid: Renminbi
Nationale feestdag: 1 oktober
Volkslied: Mars van de vrijwilligers
Door de jeugd aan te sporen zich te verenigen in Rode Gardes en door autoriteiten kritisch te benaderen, verklaarde Mao in feite de oorlog aan zijn eigen Chinese Communistische Partij (de CCP). De roemloze ondergang van de 'Grote Sprong Voorwaarts' had Mao ervan overtuigd dat het de CCP ontbrak aan revolutionair elan. De partij had te veel 'bourgeoiselementen' toegelaten en verloor daardoor het contact met het proletariaat en de boeren. Volgens Mao was de jeugd nog werkelijk revolutionair, en dus wilde hij hen mobiliseren. Rode Gardisten werden aangespoord om leraren, schrijvers, iedereen die banden met de kunstenaarswereld had en partijleden met burgerlijke ideeën af te keuren. Deze depreciatie leidde al snel tot vernederingen, opsluiting, marteling en moord, en het land gleed af naar chaos.
De CCP probeerde zich te verdedigen, maar iedereen die de jeugd weer enige discipline wilde bijbrengen, werd bestempeld tot contrarevolutionair. Toen de CCP besloot haar eigen Rode Gardes te mobiliseren, kwam het min of meer tot een burgeroorlog, waarbij groepen Rode Gardisten slaags raakten. De CCP en China stevenden af op totale ineenstorting en alleen het leger was in staat de chaos te beteugelen. Hoewel Mao wilde dat de militairen zijn Rode Garde zouden steunen, herstelde het leger vanaf 1967 de orde. Pas met de dood van Mao (1976) was de Culturele Revolutie definitief verleden tijd.